Het lijkt een nationale sport te worden om de economische resultaten van de Zweedse federale coalitie te minimaliseren. Toch vallen enkele opmerkelijke resultaten niet te ontkennen: er zijn meer dan 200.000 bijkomende jobs, er is meer banengroei per procent economische groei dan ooit tevoren en er waren nooit meer mensen aan de slag dan vandaag. De koopkracht, gemeten aan de hand van het reële beschikbare inkomen, steeg gemiddeld met 6 procent en nam toe in alle decielen van de inkomensverdeling. De sociale minima gingen beduidend meer omhoog dan onder de regering-Di Rupo. Voor de taxshift en de hervorming van de vennootschapsbelasting krijgen we internationaal applaus op alle banken.
Maar er is ook de begroting. Zeven, acht, tien miljard deficit … per krantenartikel komt er schijnbaar een miljardje voor dit en de komende jaren bij. Maar wat zijn de feiten? De regering-Michel erfde van de regering-Di Rupo een nominaal begrotingstekort van 3,1 procent van het bbp en een structureel deficit van 2,9 procent. De situatie eind 2018: nominaal tekort gelijk aan 0,7 procent (2,4 procentpunt verbetering) en structureel 1,3 procent (1,6 procentpunt verbetering). Show me the money? Wel, here it is: een verbeteringscheque van 11 miljard (nominaal) en 7 miljard (structureel).
Schuldig verzuim
De omstandigheden waren, in tegenstelling tot wat vaak beweerd wordt, allesbehalve ideaal. We kampten met de grootste vluchtelingencrisis sinds de Tweede Wereldoorlog, de terreur- en veiligheidsproblematiek en de Brexit-saga. Bovendien kreeg geen voorgaande regering ooit een zwaardere pensioenfactuur te verwerken: bijna 2 miljard extra per jaar, 7 miljard bijkomende pensioenuitgaven over de hele regeerperiode. Die en andere rekeningen kwamen op tafel als gevolg van schuldig verzuim in het verleden. Hervormingen bleven toen uit, maar we kregen wel een leeg Zilverfonds , een genereus generatiepact en de uitverkoop van het patrimonium via sale-and-lease-backoperaties (onmiddellijke opbrengsten, lasten voor de volgende regeringen).
Het beloofde evenwicht is er niet, maar ondanks de moeilijke omstandigheden keerde de regering de tanker wel degelijk. Nog twee bijkomende elementen om die stelling te staven. Ten eerste, tijdens deze regeerperiode werd het balanstotaal van Dexia teruggebracht van 250 miljard tot 120 miljard euro. Dexia blijft een zwaard van Damocles boven onze publieke financiën, maar het is nu een stuk minder scherp en dodelijk dan vier jaar geleden. Ten tweede, de gemiddelde looptijd van de uitstaande overheidsschuld werd opgedreven van 7,6 naar 9,6 jaar. Dit geeft ons extra dekking tegen het moment dat de rentevoeten weer beginnen te stijgen. Als de regering voor meer financiering op de korte termijn had gekozen, dan hadden we voor de huidige en voorbije begrotingen bijkomende dalingen van de rentelasten kunnen realiseren. We hebben hier uitdrukkelijk aan de toekomst gedacht.
Jobs, jobs, jobs
Om de begroting van 2019 enigszins op orde te houden, dringen zich zeker bijkomende maatregelen op. De ontsporing heeft niet alleen te maken met wat het parlement in al zijn wijsheid de jongste weken allemaal nog aan maatregelen beslist heeft, maar zeker ook met de niet-uitvoering van belangrijke onderdelen van het Zomerakkoord van vorig jaar. Dat de afgesproken maatregelen rond de degressiviteit van de werkloosheidsvergoedingen en de versoepeling van de brugpensioenregels uitblijven, weegt op de begroting. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt niet bij de N-VA. Als de restregering had voorgesteld wat was afgesproken, hadden we dat onmiddellijk gesteund en goedgekeurd.
Er blijft dus werk aan de begrotingswinkel. Het ultieme geheim tot een structureel evenwicht in de begroting ligt in de arbeidsmarkt. België heeft een tewerkstellingsgraad van 70 procent. Elk bijkomend procentpunt tewerkstellingsgraad verbetert het begrotingssaldo structureel met 1,5 miljard euro. Een tewerkstellingsgraad van 75 procent - Nederland, Duitsland en de Scandinavische landen zitten daar boven - levert dus 7 tot 8 miljard euro op. Daarmee is de begroting méér dan in evenwicht. Welnu, Vlaanderen haalt vandaag die 75 procent, terwijl Wallonië op 64 procent zit en Brussel op 61 procent. I rest my case.