Eerder deze week passeerde Christine Lagarde voor een hoorzitting - zeg maar ‘verplicht charmeoffensief’ in het Europees Parlement. Als alles volgens plan verloopt, volgt zij Mario Draghi op als voorzitter van de Europese Centrale Bank. Een potentieel boeiende discussie verzandde in een eerder teleurstellende sessie. Als ervaren politica en technocrate laveerde Lagarde behendig om elke gevaarlijke klip heen. Handig, maar allesbehalve duidelijk.
Lagarde stelde dat ze van plan is het beleid van de ECB verder te zetten en mogelijk zelfs te intensifiëren, al liet ze ook ruimte voor een grondige evaluatie. Talrijke opmerkingen over de neveneffecten of zogenaamde ‘unintended consequences’ van dat erg expansieve monetaire beleid wuifde ze, elegant als altijd, weg met het argument dat men ‘naar het algemene plaatje moet kijken’ en dat de ‘algemene kosten-batenanalyse zeker positief oogt’.
Wel, I beg to differ. Het staat buiten kijf dat de ECB een belangrijke rol speelde in het bedwingen van zowel de grote financiële crisis van 2007-2009 als van de aansluitende eurocrisis. Maar evenmin kan iemand ontkennen dat het verder doortrekken van het beleid dat ons behoedde voor een herhaling van de Grote Depressie van de jaren 30 stilaan maar zeker een aantal negatieve bijwerkingen vertoont. Zeer lage, zelfs negatieve rentevoeten en de massale opkoop van obligaties en ander waardepapier vormen de basiskenmerken van dat ECB-beleid. Minstens negen negatieve bijwerkingen vallen nog moeilijk te ontkennen.
Een. Financiële markten raken almaar meer ontwricht via verstoorde risicoevaluatie, almaar hogere leverage (opbouw van schuld) en het opduiken van zeepbellen allerhande. Er is nu een stock van 17.000 miljard dollar aan obligaties met een negatieve rente, een nooit eerder gezien fenomeen. Zo’n anachronisme kan niet eindeloos blijven doorgaan.
Twee. Spaarders met gelden op gewone spaarrekeningen krijgen het hard te verduren. De reële koopkracht van de bijna 300 miljard euro op de Belgische spaarrekeningen daalde met 15 procent, wat een niet te onderschatten neerwaartse druk geeft op de globale vraag in onze economie. Het ECB-beleid wil net vraagondersteunend werken.
Drie. De jacht op rendementen veroorzaakt door erg lage en negatieve rentes bevordert de groei van het duistere schaduwbankieren, waar die rendementen gemakkelijker kunnen worden gehaald als gevolg van het gebrek aan regulering. Die evolutie komt de stabiliteit van het financiële systeem niet ten goede, integendeel.
Vier. België en andere industrielanden krijgen almaar nadrukkelijker af te rekenen met dalende productiviteitsgroei, een fenomeen dat de economische groei en de welvaartsontwikkeling structureel drukt. Het expansieve monetaire beleid draagt daartoe bij via het in leven houden van zogenaamde zombiebedrijven, ondernemingen die alleen kunnen overleven door de erg lage rentevoeten.
Vijf. Het inkomen van pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen en banken wordt zwaar aangetast door de continu zeer lage, zelfs negatieve rentevoeten. Ook dat gegeven werkt negatief op de financiële stabiliteit van het hele systeem.
Ongelijkheid
Zes. Door de prijsopstoten - soms zelfs echte zeepbellen - in aandelen-, obligatie - en vastgoedmarkten creëert het ECB-beleid aanzienlijke rijkdomeffecten die de financiële ongelijkheid in de samenleving verscherpen. Die groeiende ongelijkheid weegt op de politieke en maatschappelijke stabiliteit.
Zeven. Voor regeringen resulteert het ECB-beleid in belangrijke rentevoordelen voor de uitstaande staatsschuld. De heersende rentevoeten vergemakkelijken ook de aanvaarding van nieuwe begrotingstekorten. Tegelijk neemt dat manna echter ook de druk op die regeringen weg om de noodzakelijke structurele hervormingen, waar de ECB trouwens op aandringt, door te voeren. Het uitblijven van die hervormingen ondermijnt de overheidsfinanciën.
Acht. Het expansieve monetaire beleid drukt over het algemeen de wisselkoers van de munt. Daardoor ontstaat het gevaar op competitieve devaluaties. Die zijn een belangrijke factor in de evolutie van de handelsoorlog die vandaag almaar meer vorm krijgt en die de economie in de richting van een recessie duwt.
Negen. Met het continu aanhouden van dit beleid hypothekeert de ECB sowieso de beleidsruimte waar ze over kan beschikken als zich een nieuwe recessie of financiële crisis aandient.
De ECB kan die neveneffecten niet blijven toedekken met de mantel van de globale kosten-batenanalyse. Dat is nochtans exact wat Lagarde deze week deed. De onafhankelijkheid van de ECB dient onverkort gerespecteerd te blijven, maar in Frankfurt moet men zich realiseren dat de maatschappij recht heeft op meer uitleg en argumentatie voor het gevoerde beleid dan nu het geval is. Er wacht Lagarde een belangrijke opdracht.