De drie gewezen hoofdeconomen van de Europese Centrale Bank (ECB) binden de kat nu heel formeel de bel aan. Zowel Peter Praet, hoofdeconoom van de ECB tussen 2011 en 2019, als Otmar Issing (1998-2006) en Jurgen Stark (2006-2011) zien donkere onweerswolken samenpakken aan het beleidsfirmament van de ECB. Van de twee Duitse gewezen hoofdeconomen die al langer stevige kritiek afvuren op het ECB-beleid van de jongste jaren, kan zulk een waarschuwing niet echt verbazen maar dat nu ook Peter Praet, lange tijd de rechterhand van gewezen ECB-president Mario Draghi, zich roert, is wel erg opmerkelijk. Draghi is nog altijd méér dan wie ook de verpersoonlijking van het zeer ongewone en buitengewoon expansieve monetaire beleid van de jongste jaren.

Bondig samengevat waarschuwen Praet, Issing en Stark alledrie voor fiscal dominance. In mensentaal: het monetaire beleid zit binnen de eurozone compleet in de greep van de begrotings- en schuldtoestand van de lidstaten. De ECB kan geen renteverhogingen doorvoeren omdat dan de nationale begrotingen helemaal in dieprode cijfers zouden duiken en de schuldpositie van meerdere lidstaten onhoudbare proporties zou aannemen. Nu er indicaties van stijgende inflatie opduiken zit men in Frankfurt onvermijdelijk met een hels probleem. Om inflatie onder controle te houden, dringen zich onvermijdelijk hogere rentevoeten op. Andere beleidsingrepen om inflatie in te tomen als bijvoorbeeld verregaande loon- en prijscontroles zijn in het beste geval lapmiddelen, maar meestal verergeren ze op termijn het inflatieprobleem nog verder.

Deze onverkwikkelijke situatie voor de ECB was an accident waiting to happen. De voorbije jaren gingen er hier en daar stemmen op dat het inflatiebeest nu echt bedwongen was en dat we daar in de beleidsaanpak dus ook geen rekening meer mee dienden te houden. Iedereen met een minimum aan historisch perspectief wist dat dit onzin was, en is. Over de decennia heen weerklinkt regelmatig de kreet inflation is dead. Met eenzelfde regelmaat dienen die woorden terug opgegeten te worden. Het zal deze keer niet anders zijn.

De ECB deed naar aanleiding van de financiële crisis van 2008 en de coronapandemie van 2020 wat ze moest doen, namelijk het financieel systeem op de been houden teneinde een depressie à la jaren 1930 te voorkomen. Net zoals de Amerikaanse Fed en andere systemische centrale banken ging men echter te lang door op het pad van het extreme monetaire expansiebeleid, inclusief zeer lage tot zelfs negatieve rentevoeten en massale aankopen van financiële activa. Overheden en financiële markten, zo argumenteerde ik reeds eerder uitvoerig, laafden zich gulzig aan het monetaire manna dat de centrale banken steeds opnieuw lieten neerdwarrelen. En nu het inflatiespook weer de kop dreigt op te steken, zit men met de gebakken peren. De verslaving aan het super-goedkope geld is zo algemeen verspreid geraakt dat de ontwenningskuur moeilijk en pijnlijk zal uitvallen.

Dat nu diegenen die het ECB-beleid van de voorbije twintig jaar heel nadrukkelijke mee vorm gaven aan de alarmbel trekken, is veelbetekenend. Het heeft echter ook iets van de pyromaan die nu plots pompier wordt. De netelige situatie die zich nu aandient voor de ECB-top, net als voor de top van de andere systemische centrale banken, was onvermijdelijk. Er is immers niet enkel het inflatiegevaar, ook de vele negatieve onbedoelde neveneffecten van het langdurig zeer expansieve monetaire beleid (zoals bijvoorbeeld de voortdurende zeepbellen) eisen vroeg of laat hun tol. Centrale banken volgden de voorbije 15 jaar recepten die hen onvermijdelijk op een bepaald moment een onverteerbare ratatouille zouden opleveren. Zoals met zovele zaken in de economische sfeer viel de timing van deze dis niet te voorspellen. Hier dient wel aan toegevoegd dat met name Otmar Issing en Jurgen Stark er de voorbije jaren wel degelijk voor waarschuwden dat de ECB zich in nesten aan het werken was.

Er is uiteraard een uitweg uit deze complexe situatie: laat de inflatie gewoon haar gang gaan. De geschiedenis leert dat inflatie vaak het middel vormt om van onhoudbare schuldposities af te komen. Nu Mario Draghi aan het hoofd van een regering staat die zich met een torenhoge en snel verder escalerende overheidsschuld geconfronteerd ziet, kijkt hij misschien anders tegen inflatie aan dan toen hij in de ECB-presidentszetel zat ...

Een andere les van de geschiedenis leert echter dat het laten oplopen van inflatie steevast ook tot ontreddering leidt, van zowel sociale en economische als veelal ook politieke aard. Het klassieke voorbeeld hier is uiteraard de grote Duitse inflatie van 1922-23 die de opgang van Hitler en de nazi's zeer in de hand werkte. Bovendien blijft het eurohuis een onafgewerkte constructie. Met de Griekse crisis kwamen we heel dicht bij de afgrond. De vraag is of dat gammele huis de schokgolven van een oplopende inflatiestorm zonder verregaande averij kan doorstaan. Het politieke kapitaal geïnvesteerd in de euroconstructie is enorm maar niet eindeloos aanspreekbaar.

Met de commotie die nu ontstaat rond het monetaire beleid luiden meteen ook de doodsklokken over de zogenaamde Moderne Monetaire Theorie (MMT). Begrotingstekorten en overheidsschuld doen allemaal niet ter zake zolang je maar een centrale bank hebt die de schulden kan opkopen, zo staat te lezen in de MMT-bijbel. Het is echt onvoorstelbaar dat dergelijke baarlijke onzin ook maar één seconde ernstig werd genomen. Toch gebeurde dat de voorbije jaren in steeds toenemende mate, niet in het minst omdat centrale banken zelf met hun beleid voeding gaven aan een die leer. Maar het MMT-sprookje ligt stilaan aan diggelen. Helaas laten dergelijke waanideëen steevast een grote puinhoop achter.

Onderwerpen